Het sneeuwt buiten. Net als gisteren en eergisteren en alle dagen dáárvoor! Ik heb geen plezier in de wandelingen met mijn hond. Ik glibber en glij door het bos en kom voor de tweede keer vandaag kletsnat thuis. Om mijn humeur een oppepper te geven, ga ik naar Haarlem. Want in het Frans Hals museum is tot en met 18 maart 2018 een tentoonstelling te bewonderen, waar je vrolijk van wordt. De kunst van het lachen: Humor in de Gouden Eeuw. Dat is precies wat ik nodig heb!

Lachen werd 3 eeuwen geleden serieus genomen

In het zeventiende-eeuwse Nederland was humor erg belangrijk. Lachen werd serieus genomen. Zo versierde Anna Roemers Visscher (de zus van de bekende Tesselschade) een wijnglas met de verstandige woorden: ”Hy is niet wys, die niet bij wijlen sot kan sijn.”  In het buitenland vond men gevoel voor humor kenmerkend voor de Nederlanders. Die humor werd soms wel wat platvloers gevonden.

Werkelijk schunnig

Dat ze daar gelijk in hadden, blijkt uit de werkelijk schunnige mop die geciteerd wordt in de tentoonstellingscatalogus: “De heer van Sommelsdijck werd door zijn instrument geschoten. Terwijl hij werd behandeld, kwam een vrouw zijn vrouw waarschuwen, en zei: ‘mevrouw, let wel op, want de geneesheer die uw man behandelt, is geen goede meester. Hij zou laatst de vinger van mijn man genezen en hij genas die stijf.’ ‘Die geneesheer is goed, want zo wil ik het hebben’, antwoordde mevrouw.”

Humor niet alleen in woord ook in beeld

De meester van de lach Frans Hals tekende voor dit schilderij.

Dat grote gevoel voor humor uitte zich niet alleen in woord maar óók in beeld. Er zijn in de Gouden Eeuw ontelbare humoristische schilderijen gemaakt. In de tentoonstelling in het Frans Hals Museum zijn zo’n 60 topstukken te zien. Ze zijn van de hand van beroemde kunstenaars als Rembrandt, Judith Leyster, Nicolaes Maes en natuurlijk van de ‘Meester van de Lach’ zelf, Frans Hals. Ik loop door de tentoonstelling en word steeds vrolijker van de vele beeldgrapjes. Op het schilderij van Gerrit Dou, De kwakzalver (1652 en 1667), is te zien hoe een ‘nepdokter’ zijn toeschouwers in de maling neemt. De wetenschap dat dit schilderij aan de muur hing bij een arts zegt wel iets over het gevoel van humor van de eigenaar.

Komische situaties

Op de schilderijen, die niet alleen om te lachen zijn maar ook heel mooi, staan veel komische situaties afgebeeld. Een aapje gluurt onder de rokken van een aangeschoten vrouw, kinderen leren een hond de vloer te bezemen of een katje te dansen. Er wordt veel gefeest, gedronken, gedanst, gegokt en geflikflooid.

Gerard Honthorst schilderde dit een meisje van lichte zeden prachtig.

Ik bekijk het prachtige schilderij uit 1625 van Gerard van Honthorst, Lachend meisje van lichte zeden dat een obscene miniatuur ophoudt. Je moet ver naar haar ontblote boezem buigen om de tekst te kunnen lezen die op de miniatuur staat: ’wie kent mijn naers van Afteren’ (wie kent mijn aars van achteren?). Alweer zo’n plat en direct grapje.

Zelfs lachen om het barre weer

Schilderij van Jan Steen, vooral ter ‘vermaecke’.

Jarenlang werd gedacht dat deze schilderijen een morele boodschap wilde brengen. Dat de schilderijen toonden wat ongewenst gedrag was. Deze tentoonstelling rekent af met die gedachte. De grappige schilderijen waren vooral bedoeld om te bewonderen, van te genieten en hartelijk om te lachen. En dat doe ik dan ook met overtuiging. Een hele middag lang. En dan ga ik weer naar huis. Door het barre weer. Mijn humeur is zó opgeknapt, dat ik zelfs daar om kan lachen.