Een teken aan de wand was al mijn opmerking: “Het is nu zulk grauw weer dat de lampen in de tuin overdag aan gaan?” Mijn echtgenoot veerde onmiddellijk op. De tuinverlichting is namelijk zijn ‘ding’. Hoe geëmancipeerd we ooit zullen raken, er blijven verschillen tussen man en vrouw. En die bespeur ik in onze opvattingen over de tuin.
Jaar lang dode sering gekoesterd
Mijn grenzen qua behoud van alles wat groeit en bloeit kunnen heel ver opgerekt worden. Zo heb ik een jaar lang tegen beter weten in een dode Canadese sering in mijn tuin gekoesterd, omdat ik hoopte dat er toch nog ergens aan de stam een groen blaadje zou ontspringen. Mijn man is daarentegen van kappen, snoeien en aangeharkte zwarte aarde. Onwetend dat hij daarmee soms prille jonge aanplant in de kiem smoort. Ik verklaar deze hang uit zijn familiewortels. Hij stamt af van Groningse boeren die ooit onder het klooster in De Marne eeuwen geleden begonnen met het omploegen van de zwarte klei. Ik neem het hem dus niet kwalijk.
Wanneer gaan de ledlampjes weer in de doos
Maar ik veer net zo overeind als hij met de snoeischaar naar buiten loopt als hij die middag toen ik melding maakte van brandende tuinverlichting. Het licht in de tuin is er namelijk niet zonder discussie gekomen. Het begon met het ophangen van kerstverlichting aan de pergola. Vooruit dan maar, dacht ik, die ene draad….met in mijn achterhoofd geheel versierde huizen in het kader van ‘Eneco Stralend Nederland’. Alleen bleef hij daarna hangen. “Gezellig hè”, knikte mijn man instemmend bij het aanzicht én mijn vraag wanneer de ledlampjes weer in de doos gingen. De lichtjes kwamen roemloos aan hun einde toen hij tijdens het snoeien zelf de draad doorknipte.
‘Wilt u ook tuinverlichting?’
Het jaar erop brak Kerstmis weer aan en bleken de verlichte kerst-elanden bij de Praxis in de aanbieding. Zo belandde een beetje typisch hert, door mijn man aangeduid als konijn, op onze tuintafel. Gelukkig vond ook manlief dat hij na de jaarwisseling weer in de doos moest. De tuin was echter aan een opknapbeurt toe en de knappe mannen die ons daarbij hielpen stelden in de nabijheid de fatale vraag: ‘Wilt u ook tuinverlichting?’
Nodeloze gekkigheid
Op de plaats waar goedkope, door zonnepaneeltjes aangestuurde lampen (nou ja lampen….knap dat ze konden branden zónder licht te verspreiden) als paddestoelen in de grond waren geprikt, ligt nu een dure draad. Met daaraan 4 spotjes die onze tuinpostzegel vakkundig uitlichten. “Mooi, hè”, knikte mijn man opnieuw tevreden voor het raam richting tuin, nadat de tijdklok was aangeslagen en mijn geliefde maar stervende goudiep pronkte in het tuinlicht. En ik? Ik moest toegeven dat onze tuin gróter en mooier leek dan bij daglicht. En uiteindelijk was het ledverlichting, dus energiezuinig, troostte ik mezelf. De opvoeding met ‘licht in de kamer achter je uit’, zit diep. Dus ik vind het maar nodeloze gekkigheid die in de tuin juist áán te steken.
Maar nu is de sensor dus kapot. Of de tijdklok. Dat is nog niet helemaal duidelijk. In ieder geval heeft de verlichting kuren gekregen. Overdag stralen de lichtjes vrolijk tussen door sneeuw, regen en vorst verpieterde planten.’s Avonds turen we mistroostig in het aardedonker.
Tuinverlichting, je went eraan
En ik moet eerlijk toegeven: ik mis de lampen. Ik mis het aanzicht van de stoere bast van de goudiep. De bewegende schaduwen van de klimop in de heg. Nooit gedacht, maar tuinverlichting; je went eraan. Gelukkig zit er nog garantie op de tuinverlichting. Dus we kunnen ons verheugen op de terugkeer van zacht strijklicht. “Nu nog zo’n verlichte draad in de pergola,” zegt mijn man me strak aankijkend. Ik weet niet hoe ik die blik in zijn ogen moet duiden….
Recente reacties