Als Marten en Oopjen nu geleefd hadden in plaats van in de 17de eeuw, dan hadden ze zich niet door Rembrandt laten schilderen maar hadden ze met hun smartphone een selfie gemaakt. Gelukkig is het niet zo en kan elke Nederlander sinds zaterdag 2 juli een kijkje nemen in het Rijksmuseum om te zien wat een rijk echtpaar in 1634 droeg. En wat Rembrandt zo magistraal op het doek heeft vastgelegd.

Net als selfie-shooters

Het is niet moeilijk om je voor te stellen hoe het jonge echtpaar over de Plaetse, nu de Dam, wandelt en zichzelf, met behulp van een selfie-stick, vastlegt. Het Beursgebouw, het oude Stadhuis en, uiteraard, de Nieuwe Kerk in Amsterdam op de achtergrond. In die Nieuwe Kerk waren ze, in 1633, in het huwelijk getreden en ze wilden graag een blijvende herinnering hebben. Net als de huidige generatie selfie-shooters, waren ze narcistisch genoeg om dit groots aan te pakken.

trendy schilderij

Bij de buurvrouw van Oopjen, in de Warmoesstraat, hingen twee huwelijksportretten, geschilderd door Cornelis van de Voort. Erg mooi, maar Oopjen wilde iets moderners; ze ging graag met haar tijd mee. Rembrandt was op dat moment de beroemdste schilder in Amsterdam, dus wendde het jonge echtpaar zich tot hem.. Hij schilderde, de 23-jarige Oopjen Coppit en de 21-jarige Marten Soolmans ’ten voeten uit’, op levensgroot formaat van 210cm bij 135cm. Zij moesten hiervoor 500 gulden betalen, destijds een goed jaarsalaris.

Aan geld geen gebrek

Marten en Oopjen lieten met deze portretten duidelijk zien dat zij zichzelf beschouwden als mensen van belang. Ze vertegenwoordigen de status van de Hollandse burgerij in de ‘Gouden Eeuw’. Oopjen kwam uit een vermogende Amsterdamse regentenfamilie, handelaars in graan en buskruit. Martens vader, Jan Soolmans, was 50 jaar eerder uit Antwerpen gevlucht en eigenaar van de suikerraffinaderij ‘ Het Vagevuur” in de Spuistraat. Aan geld had het jonge stel, en dat is duidelijk te zien, geen gebrek. Op de schilderijen zijn ze afgebeeld in de nieuwste mode uit Frankrijk; zwart satijn met krijtstreep, kanten kragen en manchetten, parels en ringen, rozetten op hun schoenen. Door de Amsterdamse elite werd destijds enigszins neergekeken op de luxe levenswijze van de zuiderlingen. De dichter G.A. Brederode waarschuwde voor de bedrieglijkheid van uiterlijke schijn: ‘Al siet men de luy, men kent se niet’.

80 miljoen goede aankoop

Dit devies zou niet misstaan onder deze, prachtig geschilderde, huwelijksportretten. Nederland en Frankrijk kochten de schilderijen van de familie De Rotschildt, en ze zullen beurtelings in het Rijksmuseum en in het Louvre te zien zijn. Daar moest wel flink voor in de buidel worden getast; voor elk portret werd 80 miljoen euro betaald. Een heel bedrag, maar, volgens mij, een betere aankoop dan een Joint Strike Fighter, die hetzelfde kost en dan ook nog lawaai maakt.

Wanneer Marten en Oopjen nu hadden geleefd, hadden ze hun selfies, vast op een sociaalnetwerksite gezet. Allicht had Oopjen met haar tips en trends over de laatste mode veel ‘ volgers’ gekregen. Maar of haar Facebookpagina drukker bezocht zou worden dan het Rijksmuseum, is maar zeer de vraag.