Sneller, hoger, sterker! De Olympische gedachte is een grote drijfveer geweest in mijn leven. Tot ongeveer mijn 50ste jaar was de ambitie de lat altijd hoger te leggen in alles wat ik deed. Zelfs in mijn rondje hardlopen. Nou ja hard lopen… Toen ik ooit mijn rondetijden besprak met een eveneens hardlopende collega, barstte hij in schaterlachen uit. “Dat is geen joggen maar sjokken!” Daarom kan ik een grijns niet onderdrukken als ik nu in de krant lees, dat het voor je gezondheid niet uitmaakt hoe hard je loopt, áls je maar loopt.
Doe er dan wat aan
‘Slome zondagsjogger is net zo gezond als fanatieke hardloper’ kopt de Volkskrant en die eerste beschrijving is altijd op mij van toepassing gebleven. Getrouwd met een sportieve man, moest ik er wel aan geloven. Dat was op het moment dat de gloednieuwe weegschaal in het huis waarin wij zojuist waren gaan samenwonen aangaf, dat ik in korte tijd zo’n 10 kilo zwaarder was geworden. ‘Doe er dan wat aan’, was mijn mans bondige advies, toen ik mijn schrik met hem deelde. En stelde meteen voor een rondje hard te lopen in het nabijgelegen park.
100 meter hollen of liever sjokken
De sportiviteit in het jaren-zestig en zeventig-gezin waarin ik opgroeide, ging niet verder dan een zondagse wandeling in de bossen bij Zeist. Dus na zo’n 100 meter achter mijn man aan te hebben ‘gehold’ – zo voelde dat sjokken voor mij-, moest ik al stoppen om over te geven in de bosjes. “Je moet ook beter ademhalen,” zei mijn man, inmiddels op zijn schreden teruggekeerd en heen en weer dansend op zijn gympen.
Sjokken hielp tegen kater
Dat ik het volgehouden heb, is alleen maar te danken aan de film “The loneliness of the long distance runner”. Een titel die tot mijn verbeelding sprak (net als het verhaal). Al rennend zag ik me zelf als een vrouwelijke Tom Courtenay die alle lachers in mijn omgeving, inclusief mijn halve marathon rennende echtgenoot, een lesje zou leren. Bijkomende winst was, dat de enorme kater van een drankgelag weliswaar tot groter zwoegen leidde maar bij terugkomst van het sjokken als sneeuw voor de zon was verdwenen.
Je hebt mensen die niet geschikt zijn voor hardlopen
Totdat ik op een dag in de supermarkt stond en het erop leek alsof mijn knie ‘op slot’ schoot. Een geraadpleegde fysiotherapeut keek me -voor mijn gevoel- geringschattend aan en zei: “Je hebt mensen, die niet geschikt zijn voor hardlopen.” Gek genoeg putte ik daar juist extra motivatie uit. Sneller, hoger, sterker, immers. Hoogtepunten waren, inmiddels dik veertig jaar oud, 6 tot 8 kilometerlopen. Daarmee diende ik in ieder geval al sjokkend allerlei goede doelen.
Sjokken om fijn buiten te zijn
Tot mijn 50ste dus. Als zo’n zondagsjogger uit de Volkskrant, spiegelde ik me tijdens het lopen voor hoe ik de lengte van mijn loop zou opvoeren tot ‘helemaal rond de plas’, bijna 7 kilometer. Terwijl de ruim drie me eigenlijk heel goed beviel. “Waarom zou ik dat nu willen?”, sprak mijn verstandige andere ik mezelf toe. En ter plekke besloot ik nooit meer dan dit rondje hard te lopen. Gewoon, omdat ik het alleen al fijn vond om, met weinig tijd tot beschikking, buiten te zijn. De steeds veranderende wolken boven de plas te zien en de seizoenen van de bomen eromheen. En daarmee diende het sjokken nog een tweede gezondheidsdoel. Las ik immers vorige week niet dat we ‘te weinig daglicht zien?’
Beweging mag ook gewoon léuk zijn! Dat vertelden heel wat deelnemers aan onze rubriek ‘In Beweging’. Lees de enthousiaste verhalen over zwemmen, wielrennen, tai chi, bodyhoop of….. de hond uitlaten!
Recente reacties