Marlies Mielekamp maakte onlangs voor het eerst in haar leven een zweefvlucht. De uitnodiging kwam van Bob en Sylvia van Aalst, een echtpaar met een passie voor zweefvliegen. Hieronder hun verhaal.
‘Ik vind je leuk maar zweefvliegen staat bij mij op nummer 1’, waarschuwde Bob van Aalst Sylvia Aalbrecht in het begin van hun verkering. “Dus als je verder met me wilt moet je zweefvliegen ook leuk vinden…” Vanaf de eerste keer dat ze meeging naar een weekend hield Sylvia van Bob én van zweefvliegen. En na meer dan 40 jaar doet ze dat nog steeds!
Zweefvliegen liefde op eerste gezicht
Op zijn vijftiende was zweefvliegen voor Bob liefde op het eerste gezicht. “Als je in die tijd een goed cijfer voor wis- en natuurkunde en Engels haalde, kon je als scholier voor 100 gulden per jaar leren zweefvliegen. Normaal was dat ongeveer 500 gulden per jaar. Die lage prijs werd mogelijk gemaakt door het Ministerie van Defensie. Die wilde daarmee een kweekvijver creëren voor de Koninklijke Luchtmacht en de Rijksluchtvaartschool. Ik heb me toen meteen ingeschreven bij Zweefvlieg Club Rotterdam (ZCR) op vliegbasis Ypenburg,” vertelt Bob.
Droom van zijn vader
Binnen anderhalf jaar had Bob zijn eerste prestatiebrevet. Tot groot plezier van zijn vader, want die had graag piloot willen worden toen hij in mei 1940 in dienst bij de Marineluchtvaartdienst moest. Helaas voor hem was zijn oproepdatum 14 mei….De dag dat de Duitsers Rotterdam bombardeerde en Nederland een dag later capituleerde.
Brevet voor motorvliegtuig
Bob haalde na dat eerste zweefvliegbrevet in 1981 zijn motorzweefvliegbrevet en in 2004 kreeg hij na een examenvlucht met een motorvliegtuig ook daarvoor zijn brevet. Hij had al zoveel vlieguren gemaakt, dat een praktijkexamen destijds al voldoende was.
Dat kon Sylvia ook!
Nadat hij in 1975 Sylvia had leren kennen, “huppelde ik mee naar al die zweefvliegweekenden,” zoals ze lachend vertelt. “Eerst vloog ik veel met Bob mee boven Delft, Scheveningen en Den Haag en als Bob ging ‘thermieken’ stuurde ik gewoon mee’, legt ze uit. “Daarna dacht ik: Dat kan ik zelf ook! En maakte ik zo’n 20 officiële eigen starts.’
Met zijn allen in caravan op Terlet
Sylvia’s zweefvliegen werd onderbroken toen ze in verwachting bleek van een tweeling. Daarna had ze het druk met de twee kinderen. Pas toen die op hun 13e zelf ook gingen zweefvliegen, trok het hele gezin bijna alle weekenden naar het zweefvliegveld. Omdat Ypenburg inmiddels gesloten was, gingen ze naar Terlet waar ze in een oude caravan verbleven. “Onze kinderen mochten al vanaf hun veertiende solo zweefvliegen”, vertelt Bob. “Het is dan ook niet gek dat onze zoon inmiddels waarnemer/loadmaster op een helikopter is bij de Marine!”
1993: Rally met oldtimers
In 1993 zagen ze op Terlet voor het eerst een rally met oldtimer zweefvliegtuigen. Toen Bob een vlucht met een Engelse klassieke tweezitter maakte, vroeg een Nederlands groepje of hij als vijfde ook een aandeel in hun eenzitter zweefvliegtuig wilde kopen. En zo vloog Bob een nieuwe fase van zijn passie binnen. “Enkele jaren later namen wij van een goede, oudere vriend een half aandeel over van een klassieke tweezitter. Eigenlijk konden we dat helemaal niet betalen met twee opgroeiende kinderen. Maar deze oude vriend was bereid een mooie betalingsregeling te treffen zodat we maandelijks een klein bedrag konden storten’, vertelt Sylvia.
En toen waren het er twee
Bob had al een tweezitter samen met een vriend die wegens privéomstandigheden moest stoppen. Wederom kregen ze met een mooie afbetalingsregeling de hele tweezitter in bezit. Ondertussen waren van het eerste zweefvliegtuig – die we met 5 deelden – vier leden uitgekocht en waren Bob en Sylvia dus in het bezit van twee zweefvliegtuigen!
Elke rally een reünie
Vanaf die tijd vlogen ze rally’s door heel Europa. “Elke rally is een reünie voor ons,” vertelt Sylvia. “Zo is er altijd een internationale avond. Dan komen mensen uit de hele wereld bij elkaar en presenteren een typische lekkernij met bijbehorend drankje uit hun land. Wij hebben zelfs ooit een antieke haringkar meegenomen om maatjes uit te delen!”
Pink Panther derde zweefvliegtuig
Inmiddels was Bob voorzitter geworden van de Vereniging Historische Zweefvliegtuigen (VHZ) en maakte Sylvia het clubblad “De Spandraad”. Tijdens een rally achter Berlijn kregen ze in 1993 samen met de kinderen een ander oldtimer zweefvliegtuig (bouwjaar 1943-1946) van een Engelsman. Die had ‘m op zolder liggen en zocht er een goed tehuis voor. Bob: “Alleen had het toestel een beetje vreemde kleuren, roze en oudroze en met gouden biesjes. Wij noemden hem daarom The Pink Panther en onze dochter schilderde het tekenfilmfiguurtje op de zijkant van de neus.”
Een naam onder zweefvliegers
Stuurkabels en instrumenten vervingen ze om het vliegtuig weer luchtwaardig te maken, daarna maakten ze er een aantal mooie vluchten mee. Inmidddels is The Pink Panther een naam geworden onder de Europese zweefvliegers.
Pink Panther naar het museum
Helaas moest de Pink Panther om te mogen blijven vliegen boven Nederland ook in ons land worden geregistreerd. Dat bleek door allerlei wetten en regels onmogelijk. “Acht jaar stond het toestel aan de kant, daarom besloten we het over te dragen aan The Gliding Heritage Centre in het Engelse Lasham. Dat zweefvliegcentrum is opgericht door een oude vriend van ons,” vertelt Bob. “In een aanhanger achter onze auto brachten we het toestel naar Lasham. We kregen een medaille voor onze bijdrage aan het museum en vanaf dat moment zijn we een soort erelid geworden.”
Stoppen met zweefvliegen?
Sylvia herinnert het zich nog als de dag van gisteren. Ze kwam aan in Lasham op haar verjaardag en ze kreeg nog een leuk feestje aangeboden. “Een dag later heb ik nog voor 30 mensen nasi gemaakt.” Inmiddels doen ze het wat rustiger aan. Bob is voorzitter af en Sylvia is gestopt met het maken van het clubblad. Maar stoppen met zweefvliegen? Daar denken ze nog lang niet aan.
Onlangs verscheen van Marlies Mielekamp ook: Misja Beijers’ oog voor stijl, Alkmaar viert victorie en het gevaar van rode gistrijst.
Recente reacties