‘Damascuspoort de gevaarlijkste plek in Jeruzalem’, de kop boven het artikel in de krant trekt mijn aandacht. Op die plek waar Joden en Palestijnen elkaar nu regelmatig naar het leven staan, stond ik twee jaar geleden foto’s te maken. Om me thuis mee in mijn arm te kunnen knijpen, zodat ik wist dat mijn bezoek aan Jeruzalem geen sprookje is geweest. Maar of ze daar ooit lang en gelukkig zullen leven…
Als ik bijbelvast was geweest, had ik gezegd dat het de hand van God is geweest, die ons naar Jeruzalem stuurde. Kletterende regenbuien en de weersverwachting op nog meer hemelwater, verdreef ons uit het zwembad van het Jordaanse Holiday Inn aan de Dode Zee. Vanuit onze kamer keken we uit op de Israëlische kant van het meer en zagen we ‘s avonds de lichtjes van Jericho. “Kun je hier de grens over?” vroegen we aan de portier.
Het verlangen om naar Israël te gaan, stamt al uit mijn middelbare schooltijd. Toen ik voor het eerst de Kleine Atlas van de Bijbel inkeek. Ademloos keek ik naar de prachtigste foto’s van steden, valleien, rivieren waar alle verhalen zich afspeelden, waarmee ik als katholiek meisje ben opgegroeid. Maar als vakantiebestemming viel Israël steeds af: te politiek onrustig en ik had geen zin om als toerist steeds over mijn schouder te moeten kijken. Een collega die net terug was uit Jordanië, wekte mijn interesse om de regio op een veilige en comfortabele manier te bezoeken.
Grens overgaan niet simpel
Bij Ajlun, Mount Nebo in Jordanië had ik denkbeeldig al met Moses en Abraham richting het beloofde land gekeken. En nu zit ik dan in een oude Mercedes op weg naar de Allenbybridge, tegenwoordig vernoemd naar Koning Hoessein, om de stad met de magische naam Jeruzalem te bezoeken.Mijn hart klopt letterlijk vol van – onbestemde- verwachting. Normaal gesproken bereid ik bezoeken aan andere landen zorgvuldig voor: ik lees, ik kijk, ik kies. Nu wacht ons een achtbaan van ervaringen.
We worden bij het ochtendgloren bij de douane aan de Jordaanse kant afgezet met de instructie dat aan de Israëlische kant buiten de douane neef Moneher op ons wacht. Even niet bij stil gestaan: maar de grens overgaan van Jordanië naar Israël is niet het simpel openhouden van je paspoort voor een douanier die je met een hoofdbeweging laat doorlopen. Het betekent je paspoort afgeven, een formulier invullen, geld betalen als exitbelasting (dat ze die in Nederland nog niet heffen!) en dan vooral héél lang wachten zonder duidelijke berichtgeving waarop. Daarna tergend traag per bus over de Jordaan, Israël in na eindeloze controles.
Achtbaan langs de bijbel
“I can show you Bethlehem too, if you want to.” Moneher, moslim uit Oost-Jeruzalem met een Jordaans en Israelisch paspoort, heeft ons moeiteloos uit het kleine groepje westerse toeristen gevist en denkt ons nog meer sjekels uit de portemonnee te kunnen trekken. Maar hoe verleidelijk ook, Jeruzalem volstaat, besluiten we.
De Jordanees zet er goed de vaart in, en stopt bij de Mount of Olives tussen de taxi’s en voorbijkomende toeristen. Hij roept iets over tomb of Mary en grotto. We lopen achter een groep in de trappen af, een Byzantijnse kerk in. Lijkt het. Veel schilderijen van onduidelijke herkomst,veel kaarsen, lampen. De lucht is zwanger van wierook. Het blijkt een plek die door zo’n beetje alle geloven wordt geclaimd, zodat ze in allerlei nisjes hun eigen gebedsplekken hebben.
Maar wij haasten ons al weer door de regen nog naar de Franciscaner kant van de zaak. Maria mag dan van de Kopten, de Byzantijnen en de mohammedanen zijn, de grot waar Jezus is gearresteerd nadat hij in wanhoop (echt in dat ieniemini kleine boomgaardje?) de nacht had doorgebracht, is van de christenen. Er vertrekt net een groep Nederlandse toeristen die net als wij wat ongelovig om ons heen kijken. Het is hier echt oud, maar allejezus oud? Gelukkig, het klopt, die Byzantijnse kerk naast de boomgaard is redelijk nieuw, begin 20ste eeuw. Het zijn niet zomaar toeristen, die hier samenkomen. Er wordt flink gebeden.
Via dolorosa voor toeristen
Na een uitzicht over de muren van Jeruzalem (het is een wónder, dat ze zo gaaf zijn gebleven na 3000 jaar) parkeert Moneher zijn taxi bij de Damascuspoort en rent hij voor ons uit door de smalle straatjes en stegen van het oude Jeruzalem in. Ik probeer te fotograferen en mijn echtgenoot en Moneher niet kwijt te raken. De vergelijking met de Fata Morgana in de Efteling dringt zich bij me op. Overal handelslui, die roepen “Just look at my shop”. Bij de Via Dolorosa, waar Jezus uitgeput zijn hand tegen de muur zou hebben gelegd, stoppen we even. “Ik ga echt mijn hand niet op die plek leggen, wat een onzin!” roept mijn man uit. Aan de uitgesleten plek te zien, zijn niet veel mensen het met hem eens.
Het oude centrum blijkt verdeeld in een Arabisch, Joods, Armeens en christelijk kwartier. Zo horen we plotseling vooral Oosteuropese talen in plaats van Arabisch. Het hoogtepunt van Russische devotie bevindt zich in de kerk van het Heilig Graf. We persen ons verdwaasd en gedwee door de biddende en fotograferende mensenmassa heen. Dit is de door christenen als heilige der heiligen beschouwde plek. De kerk is gebouwd op de berg Golgotha waar Christus gekruisigd zou zijn en waar de eerste kruistochten voor zijn gevoerd. Nu buigen alle mensen zich als moslims, leggen hun kettinkjes neer op de steen die gedateerd wordt als 18de eeuws en steken kaarsjes op bij een bombastisch altaar. Heel ontluisterend om een Raspoetinachtige monnik ruw een stel dunne rode kaarsjes tussen dikke gele uit te zien rukken en in een bak te deponeren. Wie weet met welke devote gedachten ze wel niet zijn opgestoken?
Slimme handelaars
Met alle respect voor ieders geloof, ik kan niet meegaan in deze optocht van biddende toeristen die een straat verderop voor allerlei prullaria worden afgezet door slimme winkeliers. Het dieptepunt vormt de ontmoeting met een oude man bij de vermeende tombe van de bijbelse Koning David. Heel aardig wijst hij in eerste instantie ons de weg, zodat we ongewild de gebeden van orthodoxe joden verstoren door hardop te praten. De oude man maakt aanstalten ons op sleeptouw door Jeruzalem te nemen. Als we ja zeggen, komt de aap uit de mouw. Dat kost dan 20 sjekel! Jaap duwt hem nog wat muntjes in de handen en we lopen zwaar teleurgesteld de andere kant uit.
Voordat we weer in de auto van Moneher stappen, koop ik snel wat lokale zoetigheid onder de Damascuspoort. Het regent nog steeds als we weer richting Jordanië vertrekken. Het lijkt wel of de hemel niet kan ophouden met huilen boven een fascinerende stad.
Meer lezen over reizen? Klik dan hier.
Recente reacties