Als ik thuiskom van een ochtendwandeling met de hond, zitten Jaap en Helma op het terras. Mijn tijdelijke huisgenoten voor de komende twee maanden genieten zichtbaar van de zon. Ik schuif aan. We bespreken wat huishoudelijke zaken. Wie gaat de koffie bestellen en betalen? De aanschaf van afwasblokjes, vuilniszakken, wc-papier en keukenrollen zijn al afgehamerd. “Weet je wat mijn favoriete boek van ‘de lijst’ op de middelbare school was?” vraagt Jaap opeens. Hij grijnst er vals bij. “Het ging over een vriend die nooit iets betaalde, al het eten opat en je paraplu leende en nooit teruggaf.”
Ik vind het altijd lastig te bepalen of iemand, meestal een man, een grap met me uithaalt of dat een opmerking serieus genomen moet worden. “Je bedoelt toch niet ‘De uitvreter’ van Nescio?”, vraag ik dan ook wat benepen.

Japi is goddank helemaal niks

Nescio betekent ‘ik weet het niet’ en is het pseudoniem van de Nederlandse schrijver én Amsterdamse zakenman J.H.F. Grönloh (1882-1961). Hoewel zijn oeuvre klein is, is het belang ervan in de Nederlandse literatuur gróót. Het verhaal ‘De uitvreter’ werd in 1911 voor het eerst gepubliceerd. Het begint met de legendarisch geworden openingszin: “Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.”
Het verhaal gaat over Japi, die van andermans geld leeft en pakken draagt die hij nooit betaalt. Zijn enige ideaal is om de volmaakte bohemien te zijn. “Ik ben goddank helemaal niks”, aldus Japi.

Idealen gaan in rook op

De kunstschilder Bavink brengt Japi, de profiteur die de sigaren oprookt, in contact met Koekebakker, de ik-persoon van het boekje. Het bevriende drietal verzet zich tegen de burgermaatschappij maar zien naarmate de jaren verstrijken hun idealen in rook opgaan. Overigens een terugkerend thema in het werk van Nescio. Het lukt de uitvreter niet te aarden in de burgermaatschappij. Hij stapt tenslotte van de spoorbrug over de Waal bij Nijmegen. “Op zijn kamer vonden ze een stok die van Bavink had gehoord en aan de muur zes briefjes met G.v.d, er op en één met ‘Ziezoo’.

De Uitvreter kent wonderschone zinnen

Het taalgebruik van Nescio, is, zéker voor díe tijd, sober en origineel. En bevat ontelbare wonderschone zinnen.
Ik ben in het bezit van de prachtige uitgave van Nijgh & Van Ditmar uit 2006, met illustraties van Joost Swarte, die goed bij het verhaal passen en het daardoor versterken. Ook ‘Dichtertje’, ‘Titaantjes’ en ‘Mene Tekel’ van Nescio zijn in dezelfde vormgeving verschenen.

Mijn eigen ‘Japi’ snoeit de beukenhaag

Zoals altijd maak ik mezelf met moeite los uit mijn boekenwereld. Ik moet uitleggen aan mijn eigen ‘Japi’ hoe de elektrische snoeischaar werkt. Hij gaat namelijk, met dit mooie weer, mijn beukenhagen snoeien. En kijk, dat had de uitvreter nóóit gedaan!